Usain Bolt kan naar eigen zeggen in Londen de 100 meter sprint in 9,4 seconden lopen. De drievoudig Olympisch kampioen heeft zich voorgenomen die tijd neer te zetten tijdens de komende Olympische Spelen. In de zomer van 2009 schatten de Tilburgse econometristen John Einmahl en Sander Smeets op grond van de extreme-waardentheorie dat het ultieme record bij de mannen op 9,51 seconden zou liggen, nu is dat volgens de onderzoekers opgeschoven naar 9,36 seconden.
Het wereldrecord 100 meter sprint is al jaren in handen van de Jamaicaan Usain Bolt en ligt nu op 9,58 seconden. Enkele dagen na de voorspelling uit 2009 verbeterde Bolt zijn eigen wereldrecord met 0,11 seconden van 9,69 naar 9,58. Toch wordt de wijziging in het voorspelde ultieme record slechts voor ongeveer een kwart bepaald door die fenomenale prestatie.
Ook de nieuwe tijden van andere goede atleten beïnvloeden die verschuiving. In hun artikel Ultimate 100m world records through extreme-value theory, in 2011 verschenen in Statistica Neerlandica, passen Einmahl en Smeets de extreme-waardentheorie toe om uit te rekenen hoeveel het wereldrecord nog kan verbeteren.
Ultieme record ligt op 9,36 seconden
De heren sprinters kunnen in de nabije toekomst hooguit 9,36 seconden lopen, schatten de econometristen. Dat is 0,22 sneller dan het huidige wereldrecord van Usain Bolt. De 9,36 is een statistische schatting van het ultieme wereldrecord. De werkelijke waarde kan iets afwijken, maar ligt met 95% betrouwbaarheid boven 8,98.
De econometristen analyseerden de persoonlijke records van de beste 1034 mannelijke atleten tussen januari 1991 en juli 2012. Elke atleet kwam maar één keer voor in de analyse. Tijden van voor 1991 namen ze niet mee vanwege de toen nog gebrekkige dopingcontroles. De tijden van de mannen variëren van 9,58 tot 10,30 seconden.
Extreme waarden
Extreme-waardentheorie is een deelgebied van de statistiek dat vragen over extreme gebeurtenissen (die per definitie niet veel voorkomen) beantwoordt aan de hand van informatie over minder extreme gebeurtenissen. De theorie wordt veel toegepast binnen de financiële en verzekeringswereld, om risico’s in te schatten van extreme schades als gevolg van bijvoorbeeld stormen, aardbevingen en dijkdoorbraken.
Sander Smeets studeerde in 2008 af in financiering en actuariaat aan Tilburg University en werkt nu als actuarieel adviseur bij AZL te Heerlen.
John Einmahl is hoogleraar statistiek bij het departement Econometrie en Operations Research en research fellow bij CentER.