Brabantse Milieufederatie maakt bezwaar

BMF niet enthousiast over plannen Afrikadorp Beekse Bergen

Libema wil ten zuiden van Safaripark Beekse Bergen een nieuwe ontwikkeling toestaan van recreatiewoningen. Van deze ‘lodges’ wil men er 425 bouwen in bestaand bosgebied, die bescherming geniet als ecologische hoofdstructuur (EHS). Hoewel de BMF het een origineel plan vindt, heeft zij vooralsnog bezwaren tegen de ontwikkeling, zoals ze nu wordt ingezet. Tegenover de aantasting van een robuust, rustig en historisch gegroeid bosgebied wordt volstrekt onvoldoende natuurcompensatie geplaatst.

De BMF onderbouwt dit als volgt: aantasting van de EHS dient in principe nooit plaats te vinden. De ecologische hoofdstructuur is vastgesteld ten behoeve van de flora en fauna, die in Nederland sterk onder druk staat.
Aangezien het gebied van ca. 24 ha bos EHS is, dient het ‘nee, tenzij principe’  gehanteerd te worden conform de regels. De regels schrijven voor dat als er een alternatieve locatie is, die de voorkeur moet krijgen. De BMF stelt dat er een alternatief gebied aanwezig is voor de plannen, en wel ten noorden van het safaripark.

Maar volgens Libema zijn daar hoge financiële kosten aan verbonden. Deze kosten wegen in onze ogen echter niet op tegen de aantastingen in het nu voorliggende plan. Zeker omdat bij de kostenberekening geen opbrengsten aangegeven zijn van de optie noord; bijvoorbeeld het niet nodig zijn van compensatiegronden en andere natuurverbetering.
Daarnaast is EHS-compensatie een verplichting, die zeker gezien de voortdurende discussies over natuur-compensatie (recent rapport zuidelijke rekenkamer), geheel moet worden uitgevoerd. Op dit moment zijn er niet genoeg compensatiegronden beschikbaar. Het plan kan wettelijk gezien niet gerealiseerd worden totdat alle natuurcompensatiegronden definitief zijn. Maar ook indien er wél genoeg natuurcompensatiegronden gevonden worden dient er een meerwaarde te ontstaan t.o.v. de huidige structuur van de natuur in het gebied. De voorgestelde compensatie heeft de vorm van versnipperde en veelal kilometers verder weg liggende gronden. De BMF is van mening dat een robuust bosgebied minimaal door een gelijkwaardig  gebied gecompenseerd zal moeten worden. Daarbij hanteert de BMF als uitgangspunt dat de compensatie in de nabijheid van de aantasting plaats moet vinden. In concreto zou aan de zuidkant van het gehele terrein een stevige Ecologische verbinding realiseerbaar zijn bij aankoop en inrichting van percelen, zodat daadwerkelijk een stevige ecologische  zuid-west – noord-oost natuuras beschikbaar komt.

Daaraan zou dan overigens ook de provincie moeten bijdragen door de aanleg van faunapassages bij de N269.