Evaluatie proef terughoudend financieel toezicht provincie
Provincie vermindert toezicht op gemeentebegroting
De provincie Noord-Brabant heeft in de periode 2006-2010 een proef gehouden met terughoudend financieel toezicht.
Het doel van deze proef was grotendeels terugtreden als de zogenaamde de verticale toezichthouder en de nadruk te leggen bij het horizontaal toezicht door de gemeenteraad. Op deze wijze wordt beter recht gedaan aan de eigen verantwoordelijkheden van de gemeenten.
Per 1 januari 2010 is er een einde gekomen aan de proef en heeft een evaluatie plaatsgevonden.
Uit de proef met terughoudend toezicht kan worden geconcludeerd dat de provincie zijn wettelijke taak als verticaal toezichthouder kan invullen met minder toezicht, minder communicatie en minder producten dan voor de proef het geval was.
Daarbij dienen wel enkele kanttekeningen te worden geplaatst:
• minder verticaal toezicht dient hand in hand te gaan met een verbetering van horizontaal toezicht;
• communicatie met de gemeenten blijft noodzakelijk, maar kan minder intensief dan voor de proef;
• het gunstige economisch tij tijdens de proef heeft invloed gehad op de resultaten van de proef tot en met 2009.
Rekening houdend met deze kanttekeningen wil de provincie verder met terughoudend toezicht.
In het financieel toezicht dient in de ogen van de provincie uitgegaan te worden van de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenten, de taak van de primaire toezichthouder ligt dan bij de gemeenteraad.
De Provincie zal in de rol als toezichthouder de gemeenten richting geven hoe te voldoen aan de minimale wettelijke eisen.
De mate van terughoudendheid in toezicht hangt grotendeels af van de gemeente zelf. De ene gemeente is nu eenmaal beter in staat zijn eigen (horizontaal) toezicht in te richten dan de andere. Bij gemeenten waar horizontaal toezicht onvoldoende van de grond komt blijft een meer actieve rol van de provincie noodzakelijk.
Alleen op die manier kan financiële toezicht volgens het (wettelijk) minimum worden gegarandeerd.